zondag 28 december 2014

De huisgenoten van Sarah Waters

Het is 1922 en dus een paar jaar na de eerste wereldoorlog waarin de twee broers van Frances Wray zijn omgekomen.  Haar vader is in diezelfde periode overleden, maar waar Frances liefdevol de herinneringen aan haar broers koestert, ergert ze zich bijna dagelijks aan hetgeen haar vader haar en haar moeder heeft nagelaten: "De meubels waren allemaal van donker hout en moesten eveneens geregeld worden afgenomen. Haar vader had een passie gehad voor 'het Engeland van weleer', een stijl die in het geheel niet strookte met de zwierige uitstraling van het vroegnegentiende-eeuwse pand: in elk hoekje stond wel een logge stoel of kist. 'Vaders verzameling' werden de stukken genoemd toen haar vader nog leefde."
Het is aan Frances om het grote huis inclusief 'vaders verzameling', schoon te houden omdat haar moeder te oud is, en er geen geld meer is voor dienstmeisjes of andere bedienden. 'Vaders verzameling' bleek nep en waardeloos en dus moeten Frances en haar moeder een aantal kamers van hun prachtige, grote woning in Camberwell verhuren. Of het huis verkopen. Ze hebben voor het eerste gekozen.

Lilian en Len Barber zijn de aanstaande huurders, hoewel Frances en haar moeder bij voorkeur de term huisgenoten gebruiken als ze met buren en vrienden over de nieuwe bewoners spreken. Len verkoopt verzekeringen en Lilian is de dochter van een winkelier. De huisgenoten arriveren op de eerste bladzijde en Frances ziet ze, staand voor het raam, aankomen: "Er kwam een bestelauto aanrijden. Dat waren ze toch niet? Ze had een kar verwacht, misschien zelfs dat de twee te voet zouden komen. Maar inderdaad, de auto kwam met afgrijselijk piepende remmen naast het trottoir tot stilstand en ze zag de drie inzittenden voorovergebogen naar haar opkijken, mevrouw Barber tussen haar man en de chauffeur in."
Het is in het begin voor iedereen wat ongemakkelijk, maar langzamerhand wennen Frances en haar moeder een beetje aan de nieuwe bewoners die overduidelijk uit een ander deel van de samenleving komen. Vooral de familie van Lilian is kleurrijk, luidruchtig, maar zeer hartelijk, zoals Frances ondervindt wanneer ze hun zus en dochter komen opzoeken in dat mooie huis. Kort daarna ontdekt Frances dat het huwelijk van Lilian en Len niet zo geweldig is als het op het eerste gezicht lijkt en dat ook de wederzijdse families elkaar niet erg op prijs stellen. Het is niet verbazingwekkend voor wie al eerder boeken van Sarah Waters heeft gelezen, dat zij ervoor zorgt dat Lilian en Frances elkaar opzoeken. Dat heeft verstrekkende gevolgen. Niet alleen voor Frances, haar moeder en de Barbers, maar ook voor de rest van de familieleden, vrienden én de buren.

De huisgenoten begint als een lichtvoetige sociale roman, waarin Waters heel secuur en gedetailleerd laat zien wat er in de jaren vlak na de eerste wereldoorlog gebeurde in Engeland, Ze laat bijvoorbeeld zien hoe mensen uit voorheen strikt gescheiden klassen ineens met elkaar te maken krijgen en hoe rollen tussen mannen en vrouwen veranderd zijn en veranderen. Daarna wordt het een liefdesverhaal, waarbij de ene geliefde getrouwd is en dus overspel pleegt en de ander moet trachten de verhouding voor haar steeds wantrouwiger moeder verborgen te houden. Uiteindelijk komt iedereen in de Old Bailey terecht en resulteert het verhaal in een intrigerend rechtbank'drama'. 

Daarmee is de kracht, maar ook de zwakte van de roman verteld: een prima, soms ‘tongue-in-cheek’ geschreven begin, wordt opgevolgd door een voorspelbaar, drakerig dramatisch middendeel, dat uitnodigt tot ‘wegleggen’. Gelukkig wordt de doorzetter door Waters beloond met een sterk derde deel waarin politie en justitie aan de slag moeten om de dader van het misdrijf te vinden en te berechten. Daar vindt Waters namelijk na enige tijd weer die licht spottende toon terug waarmee ze de wijze waarop de rechtspraak zo’n honderd jaar geleden plaatsvond prachtig neerzet. Helaas is het daarmee 'geen eind goed, al goed' omdat de drakerigheid van het middendeel daarvoor teveel kwaad heeft aangericht.


zaterdag 6 december 2014

De glazen kooi van Nicholas Carr

"De veranderingen die de luchtvaart in de afgelopen decennia heeft doorgemaakt - de verschuiving van mechanische naar digitale systemen, de steeds verder gaande invoering van software en schermen, de automatisering van geestelijk en fysiek werk, de vervaging van wat het precies inhoudt om piloot te zijn - geeft een goed beeld van wat het precies inhoudt om piloot te zijn."


In 1980, toen Airplane! uitkwam, werd de automatische piloot ingeschakeld op het moment dat de piloten niet meer in staat waren om het vliegtuig te besturen. Tegenwoordig worden vliegtuigen voornamelijk 'bestuurd' door de automatische piloot en is de menselijke piloot slechts aanwezig om de meters en lampjes in de gaten te houden. En in te grijpen als door een onvoorziene samenloop van omstandigheden, de automatische piloot er niet uitkomt. Piloten, zeker in de burgerluchtvaart, zijn computerpersoneel geworden en dat is een probleem. Stel je voor dat je in plaats van je auto zelf te besturen, vrijwel altijd gebruik maakt van de ingebouwde automatische bestuurder en je moet - om wat voor redenen dan ook - plotseling zelf de auto bedienen, heb je dan genoeg ervaring opgedaan en/of je rijvaardigheid goed genoeg onderhouden om dan, in die situatie, direct en goed te handelen? Voor piloten geldt dat het antwoord op die vraag waarschijnlijk 'nee' is...

Een ander gevolg van het automatiseren van het besturen van vliegtuigen is dat het niet alleen het werk van de piloten heeft veranderd, maar dat er daarnaast geen behoefte meer is aan een navigator, radio-operator en boordwerktuigkundige. In plaats van vijf goed opgeleide, best betaalde professionals is er nu nog maar werk voor twee piloten. En zelfs die zijn eigenlijk niet meer nodig, want "Sommige experts verwijzen naar het succes van militaire drones en opperen dat die twee piloten er misschien wel eens twee te veel zouden kunnen zijn." De glazen cockpit is een glazen kooi geworden voor die twee mensen die er nu nog zitten, maar het duurt waarschijnlijk niet lang meer voordat die kooi leeg is. Niet omdat de mensen eruit ontsnapt zijn, maar omdat ze daar overbodig zijn.

Dat automatisering banen kostte en kost, weet iedereen, maar zolang het smerig of saai werk is dat geautomatiseerd wordt én de automatisering nieuw en aardiger werk oplevert, vindt niemand dat een probleem. Carr beweert, en hij is niet alleen, dat we inmiddels op het punt zijn aangeland dat de automatisering nog slechts werk kost en niet langer uitdagend nieuw werk voor mensen oplevert. Diverse nieuwsartikelen van de afgelopen weken lijken dat te bevestigen. Er wordt door de bedrijven inmiddels wel weer geïnvesteerd, maar niet in banen voor mensen:
Dat hoeft niet erg te zijn, zoals de schrijver van "When robots take our jobs, humans will be the new 1%." uitlegt, maar Carr is daar niet zo zeker van. Natuurlijk biedt automatisering kansen, maar hij ziet voorlopig nog volop problemen en gevaren. Hij beweert, onderbouwt en toont bv. aan dat automatisering de zorg vooralsnog duurder heeft gemaakt en lang niet altijd beter, laat zien hoe het gebruik van computers door architecten hun creativiteit en inventiviteit negatief beïnvloedt en maakt duidelijke dat we de toekomst niet alleen aan de technologie mogen overlaten. Hij is het gloeiend eens met hoogleraar robotica Noel Sharkey, die het volgende concludeert: "Je kunt een robot uitrusten met een paar ethische regels, maar ten diepste is hij totaal onverschillig." 

Ondanks, of misschien wel juist omdat Carr in de De glazen kooi vooral bezwaren naar voren brengt en de problemen van (de huidige wijze van) automatiseren breed uitmeet, is het geen door en door negatief boek. Bovendien is het prima dat er niet alleen maar aandacht is voor de verhalen van juichende technologiebedrijven of  voor blijmoedige goed van tongriem gesneden individuen (de Alexander Klöppings van deze wereld) die slecht positieve verhalen vertellen over de technologische voortgang. Wij moeten ook gewezen worden op de niet zo positieve of 'nog uit te dokteren wat we ermee aan moeten' gevolgen van het gebruik van apps, robots en andere computertoepassingen. Dat geldt niet alleen maar voor 'de politiek', maar ook voor individuen én gemeenschappen.
Dat waarschuwen doet Carr over het algemeen uitstekend en duidelijk, maar niet altijd. Soms gaat Carr op de stoel van een filosoof zitten en filosofeert er lustig op los. Dat gebeurt niet altijd even overtuigend, want argumenten waarin termen als diep(e cognitieve processen), rijk(e kennis), echt(e wereld) worden gebruikt, doen nogal Platoons aan en overtuigen niet genoeg. Daar waar Carr over toepassingen en hun gevolgen vertelt, is hij echter zeer overtuigend en duidelijk in zijn element.

Om duidelijk te maken hoe actueel en nodig de informatie in De glazen kooi is, hoe noodzakelijk het is dat er niet alleen door techneuten, maar door iedereen aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop en wanneer er geautomatiseerd wordt, is hieronder een tamelijk lukrake lijst met links opgenomen naar actueel nieuws op dit gebied. De variëteit aan onderwerpen toont aan dat de automatisering letterlijk op alle gebieden binnensluipt en ons allemaal op diverse momenten en manieren zal raken. Of het nu kunst betreft, of je werk als programmeur of kok, of het gaat om de wijze waarop landen oorlog voeren (of terroristen aanslagen plegen?), of om de goochelkunsten van je smartphone, of de gehele gezondheidszorg, overal kom je software tegen, zelfs op het gebied van je eigen geluk.

vrijdag 5 december 2014

Versjes van Lars van Lars van der Werf

Versjes van LarsVersjes van Lars by Lars van der Werf
My rating: 3 of 5 stars

Lars van der Werf beschrijft zichzelf op tumblr als een in 1987 geboren plezierdichter en schrijver uit Rotterdam, terwijl verderop nog staat dat hij geboekt kan worden om op te treden met zijn versjes en verhalen tijdens festivals en partijtjes. Lars van der Werf schrijft (dus...) geen lange, ingewikkelde, van symboliek en lyriek druipende gedichten. Hij haalt geen grappen uit met de lay-out, gebruikt geen biljartballen ipv letters, woorden en zinnen, experimenteert nergens, nee, hij schrijft versjes.

Ik wil nooit meer morgen
omdat vandaag zo mooi nog is
zo tijdloos zonder zorgen
dat ik morgen vast vannacht mis


De versjesbundel van Lars staat vol met vergelijkbare gedichtjes. Dat wil niet zeggen dat ze altijd maar even vrolijk of optimistisch zijn. Soms waarschuwen ze voorzichtig:

Ik kende iemand
die vandaag al als
morgen zag en dus
op 't einde ook al
een dag eerder
in z'n kist lag


En een enkele keer geeft Lars dichterlijk een wijze raad:

We moeten meer
hoelahoepen
We moeten mee
springen
We moeten meer krijten
op de stoepen
We moeten meer
kinderachtige dingen


Nee, er staat geen 'doen', wan dat rijmt niet op 'springen'.

Het grootste deel van de Versjes voor Lars zijn gedichten bestemd voor en gericht aan 'die ene' ander. Meestal lief en liefdevol, versjes die, mocht jij degene zijn die wordt bedoeld, zorgen dat je een beetje smelt. Zoals de uitsmijter, het 120ste versje:

Er zal ooit een tijd zijn
dat niemand meer weet hoe
jij een aardbei in de
zomerzon eet of hoe je soms
een pluk haar uit je ogen
blaast en lievig fronst
wanneer je verveeld bent of
verbaasd

Dus schrijf ik dat nu voor
mensen van later allemaal
zo goed als kan op zodat ze
straks weten hoe mooi je was
in een notendop


Wie smelt er niet van zo'n 'tussen neus en lippen gecomponeerd lijkend' liefdesgedichtje? Maar wat als je het volgende gedicht overneemt en voordraagt aan je geliefde?

Jij bent mijn gat
in de ozonlaag
Mijn palmolieplantage
int regenwoud
Jij bent mijn gierende
kettingzaag
Jij bent zo lekker,
lekker fout


Eén of meer van de versjes overnemen en zelf voordragen, of op briefjes of kaarten zetten en naar je lief opsturen, is geen enkel probleem. Dat raadt Lars zelfs aan als je zelf moeite hebt om dat wat in zo'n versje wordt gezegd, zelf onder woorden te brengen. Maar het is nog aardiger om je geliefde het versbundeltje en dus alle 120 gedichtjes, cadeau te doen en het dan samen te lezen of aan elkaar voor te lezen. Inderdaad, zoals op de achterkant van het boek staat, in bed, vlak voor het slapen gaan, met als gevolg dat ruzies oplossen, chagrijn in het niets verdwijnt en je van je tenen tot je haarpunten glimlachend de donkere nacht ingaat.

Nee, het is geen bundel vol grote onvergetelijk briljante poëzie, dat niet, maar wel lief. Héél lief.

View all my reviews